Het Matthijs van Deventer-orgel is een bijzonder Nederlands barokorgel. Het is het grootste instrument van deze orgelbouwer en het hoort bij de top van de belangrijkste Nederlandse historische orgels.
Sampleset: 4 kanaals (front + rear)Gesamplede tremulant
In 1754 namen de Ambtsjonckers die Nijkerk bestuurden het besluit een nieuw kerkorgel te laten bouwen voor de Grote Kerk. Het oude orgel was in 1673 vernield door Franse soldaten die in de kerk gelegerd waren. Maar het tij keerde en Nijkerk ging goud geld verdienen met de teelt van tabak. De schrijnwerker Andries van Bolder vervaardigde de eikenhouten orgelkas en Matthijs van Deventer zorgde voor het pijpwerk, de mechaniek en al het andere binnenwerk van het orgel. Uit diverse rekeningen blijkt dat ook vele anderen een bijdrage leverden: schilders, een houthandelaar, een smid, timmerlieden en de beeldhouwer die de pilaren maakte.
In 1779 werd er op de middentoren van het hoofdwerk een klok geplaatst. De Belgische klokkenmaker Van Fischer leverde dit uurwerk, dat gekroond is met het wapen van Nijkerk. Het originele paneel, waarop de Nijkerkse leeuw in houtsnijwerk is afgebeeld, is nog altijd te zien aan de muur in de consistoriekamer. De orgelbouwer Johannes Andreas Paradijs uit Amsterdam voerde tot 1800 het onderhoud aan het orgel uit. Van 1800 tot 1811 onderhield de Nijkerker Gerhard Axsen het orgel.
Vanaf 1812 kreeg Abraham Meere het orgel in onderhoud. Hij repareerde onder meer enkele verzakte pijpen, verlengde een aantal Prestantpijpen en plaatste nieuwe tongen in de Trompet en de Dulciaan. Naast werkzaamheden aan de mechanieken van het instrument, voerde hij ook een dispositiewijziging door. De Cornet III van het rugwerk werd vervangen door een Carillon III en de Quint 1 1/2' door een Fluit Travers 8' (discant). Ook plaatste hij op beide hoeken van het rugwerk vijf houten frontpijpen. Tot 1844 onderhielden verschillende orgelbouwers het orgel. In dat jaar kwam Carl Friedrich August Naber in beeld. Hij kreeg het orgel in onderhoud en voerde verschillende werkzaamheden uit. In 1855 volgde een dispositiewijziging, maar het is niet bekend door wie die is uitgevoerd. In het rugwerk werd op de plek van de Carillon III een Viola di Gamba (vanaf c) geplaatst. De originele Van Deventer-Woudfluit werd in het hoofdwerk gezet, op de plek van de Tertiaan II. De vrijgekomen plaats van de Woudfluit werd gevuld door een Gemshoorn 4' (vanaf c). De Mixtuur VI van het hoofdwerk werd verkleind tot III-IV. De Sesquialter II werd alleen discant.
Een opvallende gebeurtenis uit de geschiedenis van het orgel, is dat het op enig moment geheel wit geschilderd werd. Het is niet duidelijk in welk jaar dat gebeurde: waarschijnlijk rond 1863.
In 1910 plaatste de firma De Koff uit Utrecht een Subbas 16' op het pedaal, dat sindsdien niet langer aangehangen is. Hij bracht twee pedaalkoppels aan. Ook werden er andere werkzaamheden uitgevoerd. De Woudfluit 2' van het hoofdwerk (die oorspronkelijk op het rugwerk gesitueerd was), werd vervangen door een Violon 8’ (vanaf c). De Octaaf 2' werd minder schel gemaakt. In het rugwerk werd de Fluit Travers 8' van Abraham Meere vervangen door een Prestant 8' (vanaf c). Ook verving De Koff de klavieren en het pedaal.
In 1937 werd de witte verflaag van het orgel verwijderd, waardoor de mooie donkerbruine kleur weer tevoorschijn kwam. De firma Koch verbeterde het orgel op een aantal punten en bracht een elektromotor aan.
Kort na de Tweede Wereldoorlog kwam de orgelcommissie met het plan het orgel uit te breiden met een groot vrij pedaal. Er zouden in totaal tien pedaalregisters moeten komen, waarvan vier tongwerken. Vanwege de hoge kosten kon dit plan niet uitgevoerd worden. De wens pedaalregisters toe te voegen bestaat nog steeds, maar dit is een ingewikkelde zaak vanwege beperkte ruimte in en achter de hoofdwerkkas.
In 1953 vond er weer een restauratie plaats. De firma Koch voerde die uit en leverde een nieuwe Mixtuur VI voor het hoofdwerk. De Sesquialter II kreeg weer pijpen in de bas en de Tertiaan II werd teruggeplaatst. Deze beide registers konden deels samengesteld worden uit origineel pijpwerk, omdat dat gebruikt was in de Mixtuur.
Het rugwerk kreeg weer een Woudfluit 2'. De toenmalige organist Hein Bouwman vond de klank hiervan echter niet goed en wist dit eigenhandig op te lossen. Hij plaatste de pijpen van de Gemshoorn 4' (die bij het orgel bewaard waren) een octaaf lager (zodat het een twee-voets-register werd) in plaats van de Woudfluit. Tevens kwam er een nieuwe Carillon III, hoewel Van Deventer die oorspronkelijk niet in de dispositie had opgenomen. Het was Abraham Meere die dat registers in 1812 plaatste in plaats van de Cornet III. Ten slotte werd de Mixtuur III van het rugwerk, die nog origineel was, een halve toon opgeschoven.
Over het resultaat van deze restauratie was men niet tevreden. Veel registers hadden ingeboet aan helderheid, vitaliteit en volume. Van 1956 tot 1960 voerde de firma Gebr. Van Vulpen werkzaamheden uit, waarbij een groot aantal registers opnieuw geïntoneerd werd. De Mixtuur III van het rugwerk werd vervangen door een nieuwe.
Begin jaren 70 kreeg men plannen het orgel groots te laten restaureren door de Gebr. Van Vulpen. Allerlei pijpwerk was in de loop der jaren verplaatst, hergebruikt en ruwweg verkort, waardoor het orgel geen solide instrument meer was te noemen. De restauratie werd in fasen uitgevoerd. De oorspronkelijke dispositie werd hersteld en door knap speurwerk kon de originele samenstelling van de vulstemmen grotendeels gevonden worden. Ook werden de fabrieksklavieren vervangen door nieuwe, in oude stijl en werd al het technische binnenwerk gerestaureerd. De Subbas 16’ bleef gehandhaafd. In 1988 was de restauratie gereed en sindsdien beschikt de Grote Kerk in Nijkerk weer over een prachtig historisch orgel.
Systeemvereisten:
Hauptwerk Advanced V
16bit multi loops compressed: 10.7 Gb RAM (default) 20bit multi loops compressed: 15.8 Gb RAM 24bit multi loops compressed: 20.4 Gb RAM